Van nul tot zeventien leefde ik verscholen van alle stadse genoegens in een haventje aan de Belgische Kust, Zeebrugge. Vlaanderen was nog aan het natrillen van vier jaar oorlog en toen ik nauwelijks één was kwam daar nog een overstroming bovenop. Het eerste beeld dat ik mij herinner is dat van een vader die met grote botten ons huis binnen komt dat – gode zij geloofd en geëerd – net hoog genoeg lag. Cultuur, dat waren de boeken die een lange slungel, de zoon van de voorzitter van het Davidsfonds, ons elk jaar kwam brengen in ruil voor een bijdrage die ook recht gaf op de activiteiten in de Sint Leozaal: twee lezingen, een avond met Willem de Meyer en de kerstinstuif met het orkest ‘the Seamasters’.
Geen slecht woord over deze instelling, integendeel, het waren die boeken en bijvoorbeeld het bezoek van Maurice Dewilde die mij het vermoeden bezorgden dat er meer was dan onze vissershaven en de jaarlijkse herdenking van Saint-Georges-Day.
De invloed van mijn moeder
Veel groter nog was de invloed van mijn moeder op mijn culturele vorming. Zij had zo graag doorgestudeerd en het liefst nog iets met zingen of dansen. Ooit had ze als sopraantje meegereisd met het koor van de componist Edgar Tinel naar het NIR. Daar in de studio’s van de Flagey moet haar stem nog ergens op een bestofte bandopname in volle glorie te horen zijn. Maar ja, dien ‘vorten oorlog’ hadden haar plannen in de war gestuurd. Haar vijf zonen zouden het zeker beter hebben, daar zou ze voor door het vuur gaan.
En zo stuurde ze ons al vroeg naar een school in Brugge, mocht ik vanaf mijn elfde ‘op’ ballet, lag er een abonnement klaar in de Stadsschouwburg voor de voorstellingen van KNS, NTG en KVS en mocht ik al vroeg naar het stedelijk conservatorium om dictie, voordracht en toneel te volgen. Ik zie mijn kleine moeder nog steeds staan in het deurgat tussen keuken en eetkamer waar mijn vader mij bezwoer om toch iets anders te doen nadat ik hem had verteld dat ik met ‘vrucht’ het toegangsexamen in Studio Herman Teirlinck had afgewerkt. Meer dan een half uur fulmineerde mijn vader en net zo lang heeft mama diezelfde ‘teljoor’ afgedroogd, zo spannend vond zij het. Had ze immers zelf niet het geld opzij gelegd voor dat korte verblijf in Antwerpen?
De wereld wordt duizendmaal beter met veel, heel veel kunst.
Ik heb mijn leven nu voor het grootste deel doorgebracht op toneel, in de studio’s van radio en televisie en schrijvend aan alweer een nieuwe tekst. Ik heb in zoveel musea vol bewondering naar konterfeitsels allerhande gestaard, in talloze concertzalen een traantje weggepinkt bij Schubert, Antony and the Johnsons of Bach en onlangs nog heb ik in HETPALEIS met ontroering naar de familie Ben Chicka gekeken. Ik draag al mijn geluk op aan mijn mama die op haar eigen simpele wijze haar kinderen uit de poldergrond heeft getrokken en ze heeft gewezen op een schilderij, een lied en vooral een wereld die ze zelf heeft moeten missen.
Omdat steeds minder mensen al dat fraais zouden missen wens ik ze allemaal een mama toe als die van mij, goed wetende dat ministers, schepenen en andere beleidsmensen uiteindelijk de eersten moeten zijn om te beseffen dat de wereld duizend maal beter wordt met veel, heel veel kunst.
Kurt Van Eeghem (1952)is docent esthetica en interviewtechniek aan het Conservatorium(Hogeschool Antwerpen), gespreksleider van het Passa Porta-programma ‘De oogst van het seizoen’ en presenteerde elke zaterdag- en zondagochtend het radioprogramma ‘Klara Wakker’. Voor alle actuele ‘bezigheden’ van deze duizendpoot: zie www.kurtvaneeghem.be.