Er was een theaterfestival met een voorstelling waarin hallucinante beelden geprojecteerd werden die mij overrompelden. Op het einde van diezelfde voorstelling was er een zanger, een jonge man, hij zong, zong, zong, zo mooi, zo intens, zo gevoelig, zo knap, dat ik, toen de lichten doofden, met tranen in de ogen en krop in de keel vergat te applaudisseren.

Er was een voorstelling waarin het lachen van kleuters als een frisse waterval door de zaal klaterde. Het eerlijke, poëtische, grappige spel van de jonge acteur tilde je ziel op, krulde je mondhoeken omhoog, liet je weer voelen hoe het is om een onbezorgd kind te zijn. Het doet je bedenken, als medewerker van een groot theaterhuis, dat het ook gewoon simpel kan … theater maken voor kinderen. En dat lachende kinderen het mooiste is wat er bestaat.

Er was een voorstelling van en met twee jonge rockers die hun muzikale verhaal de zaal in knalden, met een niet te stuiten overtuiging. Het publiek ontving hun theatervoorstelling gul en enthousiast. Ik zat te glunderen en te hopen dat deze jonge getalenteerde mannen genoeg mogelijkheden krijgen van onze nieuwe minister van cultuur om nog en nog en méér te mogen maken en te laten zien. En niet alleen deze jonge goden, maar ook al hun jonge theatercollega’s die keihard moeten zwemmen om niet te verzuipen in dit bezuinigende theaterlandschap.

Er was een tv programma waarin oude mensen in een rusthuis de dagen weg breiden, puzzelden, suften, sliepen. Waarin één van de bewoners zich afvroeg waarom ze zo oud moet worden, waarom ze niet gewoon mag vertrekken? Alles sereen en prachtig in beeld gebracht. Daardoor zo tragisch om naar te kijken. Een stille start voor een winter die eraan komt, een winter waar oude mensen bang op wachten.

Er was een helderglanzendgeel volle maan die me wakker hield.

Er was appelboom in een tuin vol herfst.

Er was weeral een week voorbij.