Vorig jaar schreef HETPALEIS een schrijfwedstrijd uit. Aan de hand van deze wedstrijd wil HETPALEIS iedereen de kans geven zijn/haar schrijftalent te delen.

We vroegen de geïnteresseerden een zelfgeschreven, nog niet opgevoerde theatertekst in te zenden. Het beoogde publiek bestaat uit kinderen tussen tien en veertien jaar. De deelnemers zijn minstens achttien jaar oud.

Een vakjury, bestaande uit enerzijds HETPALEIS medewerkers en anderzijds mensen uit het theaterveld (acteurs, theaterdocenten,…), heeft de theaterteksten zorgvuldig doorgenomen. Uit alle inzendingen selecteerden zij maar liefst drie evenwaardige winnaars: Kruin van Anna Carlier, De Hugo’s van Margot De Ley en Andermansplantjes van Sofie Tseng.

In oktober krijgen de winnende teksten een plaatsje in onze foyer. Spring gerust eens binnen en leer nieuw theatertalent kennen!

Wil je onze winnaars alvast wat beter leren kennen? Lees hieronder een interview!

Anna Carlier

Waarom schrijf je theater voor kinderen?

Het is belangrijk dat je als kind de kans krijgt om naar theater te gaan, dat ten eerste. Maar dan hoef ik niet meteen een groot onderscheid te maken tussen kindertheater en theater voor volwassenen. Ik denk dat goed kindertheater theater is waar ook twintigers naar kunnen gaan kijken en ook iets aan hebben. Het is belangrijk dat je als kind van jongs af aan de kans krijgt om je verbeelding in gang te zetten en kan nadenken over de wereld.

Ben je zelf als kind veel naar theater geweest?

Niet heel veel alleszins. Ik ben pas vanaf dat ik ben beginnen studeren veel naar theater gegaan. Het is echter niet zo dat ik nooit in contact ben gekomen met cultuur. Mijn vader is muzikant, dus ik zat dan eerder in het muzikantenwereldje dan in de theaterwereld, maar er waren ook wel overlappingen tussen die twee werelden. Mijn vader heeft bijvoorbeeld ook in kindervoorstellingen mee gespeeld, dus die stukken heb ik sowieso gezien, maar niet dat ik daar overdreven hard werd ingesmeten.

Kan je in een aantal woorden zeggen waarover Kruin gaat?

Het gaat over het moment waarop je als kind beseft dat de wereld niet zo mooi is als je dacht dat hij was en dat er zich scheurtjes vertonen. De moment is eraan gekomen dat je ziet dat het niet perfect is. Het gaat over een soort van kinderlijke naïviteit verliezen en het jammerlijke daaraan. Hoe mooi het is om als kind naar de wereld te kijken en het eenvoudige hieraan of de nieuwsgierigheid verlies je met ouder worden. Dit stuk zou ook een vraag voor alle volwassenen kunnen zijn: “kijk nog eens als kind naar de wereld”. Dit eerder dan dat het stuk een vraag is “kijk als volwassene naar de wereld”.

Wat is je favoriete passage/citaat uit Kruin en waarom?

“Er is altijd meer. Er is altijd meer te kennen. De wereld stopt niet aan de kruinen. En zelfs na de wereld is er nog.” Ik denk dat dat gaat over niet zwart-wit denken. Het klinkt misschien wat tegenstrijdig, maar dat je enerzijds de naïviteit hebt en de hoop hebt om te zien wat er is en ervan te houden en de schoonheid er van in te zien en anderzijds ook die naïviteit in te zetten om daar als kind naar te kijken.

Welke rol vervult de onbegrijpelijke man dan precies in deze wereld?

Hij is een beetje de metafoor voor het volwassen worden, die onbegrijpelijke wereld. Hij vertegenwoordigt die kreukjes en die scheuren. Hij zet die ook letterlijk aan.

Een vaak terugkomende metafoor is die van de roosjes en het bloed. Wat stelt deze metafoor voor?

De kinderen verzinnen een verhaal waarom het rozenbos zo is dat er zo veel rozen in dat bos zijn. Lis, de verhalenverteller, vertelt dat er een meisje is dat vroeger ook in dat bos woonde, die een barstje had in haar enkel en dat daar bloed uitkwam en dat dat bloed een soort zaadje was voor al die rozen die daar staan. Het is eigenlijk een soort verhaal dat zij verzint als verklaring.

Wanneer ben je juist begonnen met schrijven (al dan niet aan theatertukken)?

Met schrijven ben ik altijd al wel bezig geweest. Naar theater schrijven ben ik in het laatste jaar secundair pogingen beginnen doen. Daarvoor waren dat vooral puberale gedichtjes. Schrijven was iets dat al lang in mij ingebed zit, niet iets dat heel plots kwam. De actrice in mij zat daarbij ook nog ergens te knagen in mij. De samenkomst van deze twee elementen zit heel erg in theater en de opleiding in die ik daarrond volg in het KASK gaat onder andere over de samenkomst van maken en spelen. Zo ben ik uiteindelijk theaterstukken beginnen schrijven en maken.

Ben je momenteel nog bezig aan iets nieuws?

Binnen mijn master ben ik nu aan mijn mastervoorstelling bezig. De titel is De Heer Bonifakius en zijn Groots levenswerk. Het gaat over vijf vrouwen die een ziekte hebben. Ze noemen het zelf geen ziekte, maar ze werden op een eiland gezet vanwege de eigenschap die ze alle vijf hebben. Ze hebben een soort van impulsiviteitsstoornis: ze doen alles wat ze denken. Om de samenleving te redden worden de vrouwen op een eiland gezet, zoals de melaatsen op Molokhai in quarantaine geplaatst. Op dit eiland komt dan ook een missionaris langs om hen proberen te genezen, maar dit uit zich uiteindelijk in scheve machtsverhoudingen.

Waar haal je je inspiratie?

Mijn idee rond Bonifakius bijvoorbeeld is begonnen omdat ik en boek op de zolder van het NTG had gevonden. De titel van dit essay bleek later "De heer Bonifacius en zijn groots levenswerk" te zijn, over een missionaris uit het jaar 700. De titel van het essay inspireerde me enorm. En dan ben ik verder gaan nadenken over wat boeit ons nu nog aan het christendom? Wat betekent godsdienst nu? Van daaruit ben ik over goed, kwaad en schuld en dat soort begrippen gaan denken en verder hypotheses gaan opbouwen, bv: wat als een aantal impulsen op de wereld vaststaan en hoe dat deze zich verdelen. Als je bijvoorbeeld te veel impulsen hebt, moet je van de samenleving afgezonderd worden. Dit heeft me dan geleid tot thema's als sektes en afzondering. Ik ben daarnaast ook heel erg geïnteresseerd in de mythe. Ik schrijf mijn teksten soms als nieuwe mythologische teksten. Ik zie heel hard de waarde in van de mythe en mythische figuren.

Je spreekt over de mythe als drijfveer en inspiratiebron. Zijn er dan bepaalde auteurs waar je naar opkijkt?

Daarvoor heb ik De Goddelijke Komedie van Dante gelezen. Ik heb ook wat onderzoek gedaan rond Charles Manson. Ook Saramago inspireert me. Hij schrijft bijvoorbeeld ook heel erg vanuit de hypothese. Hij begint bij een hypothese en vertelt een volledig verhaal in een bepaald denkbeeld. Voor Kruin vond ik het interessant om te gaan kijken naar afgesloten samenlevingen: wat gebeurt er dan? Wat is je kennis dan? Wat komt er binnen elkaar tot stand? Onze wereld is een heel complexe samenleving geworden, maar ik vind het heel leuk om de dingen veel te ver te vereenvoudigen om de dingen te kunnen begrijpen. En dat heb ik ook met Kruin gedaan. Voor Kruin heb ik ook gedacht aan dingen zoals Lord of the Flies.

Wat moeten we nog weten over jou?

Ik heb sinds kort een compagnie opgericht: Compagnie de Kolifokkers. Ik wil graag met deze compagnie voorstellingen blijven maken. De heer Bonifakius zal de tweede voorstelling van deze compagnie worden, na Het voorgeborchte. De naam van de compagnie (overigens een neologisme) is afkomstig van een tekst die ik heb geschreven: Alfonsina en de Kolifokkers. Deze tekst gaat over meneer de Kolifokker, die leeft in een grot en is bezig met ‘zijn’. Hij start een brievenwisseling met mevrouw de Lovendiefjas, die in de wereld van de ‘wensen’ woont. Dus ook hier zijn er twee abstracte werelden die met elkaar in gesprek gaan en daar ontstaat een soort van liefdesverhaal uit. De naam Kolifokkers is hiervan afgeleid. Maar de naam zelf is een puur verzinsel en is dan ook weer een pleidooi voor de mythe.

Margot De Ley

Waarom schrijf je theater dat geschikt is voor kinderen?

Het blijkt zo dat mijn pen me leidt tot een leeftijdscategorie vanaf acht jaar. Blijkbaar sluit mijn fantasiewereld daarop aan. De Hugo’s is nu een heel absurd stuk, maar ik heb ook al meer prozaïsche verhalen geschreven met bijvoorbeeld meer ontroering. De humor die daar dan altijd inzit of de woordkeuze, de stijl sluit daar dan altijd wel bij aan. Dit gaat eigenlijk altijd vanzelf. Ik schrijf en dat blijkt dat voor die leeftijd te zijn.

Hoe heb je theater als kind zelf ervaren?

Heel weinig. Ik kom uit een muzikantenfamilie en heb vooral muziek ervaren als kind. Ik speel zelf ook al piano van kleins af. Het theater is pas in mijn leven geslopen toen ik achttien jaar was. Toen ben ik naar de academie gegaan en heb ik me heel hongerig en gretig gestort op alles wat te maken had met theater, literatuur, poëzie en proza.

Hoe is de overstap van klassieke piano naar theater juist gebeurd? Waarom precies theater?

Heel impulsief naar de academie gegaan naar een hele goede leraar die me daar echt heeft ingewijd in de theaterwereld. Ik had normaal maar twee uur les, maar ik bleef de hele avond, tot 10u ’s avonds bleef ik in de les zitten om andere mensen te horen en te luisteren. Ik heb voor theater gekozen omdat dat verder gaat dan de woorden alleen. De woorden komen tot leven. Op mijn eenentwintig -vier jaar na mijn grote ontdekking van de wereld van het theater- voelde ikzelf heel erg de nood om zelf te beginnen schrijven, niet enkel theaterteksten. Dan is er een eerste stuk geboren: Het liefst van al zou ik toch een vogel willen zijn. Ik heb hiervoor toen zelf acteurs en de rest gezocht. He was nog een beetje met vallen en opstaan, maar dat was een fijne, boeiende ervaring.

Van klassieke piano naar absurd theater lijkt me geen vanzelfsprekende overstap.

Die werelden zijn op zich niet verenigbaar, maar ergens ook wel. Mijn muzikale achtergrond levert me wel wat op tijdens het schrijven. Mijn teksten hebben altijd wel iets muzikaal. Dat zie je ook in De Hugo’s, waar ik een soort klankspel van gemaakt heb en de taal helemaal hervormd heb. Niet omdat het er goed uitziet op papier, maar wél omdat het goed klinkt.

Waarom dialect? Hoe is dat dialect tot stand gekomen?

Ik ben een taalfreak. Ik ben enorm graag bezig met taal en de klank van woorden. Ik heb in mijn hoofd een hele lijst mooie en lelijke woorden waarvan ik vind dat de klank van het woord niet bij het object past. Ik ben veel bezig met hoe woorden klinken en hoe taal gemaakt is. Ik heb de taal in De Hugo’s ontwikkeld. Deze taal is redelijk consequent, en daar ben ik dan ook een tijdje mee bezig geweest. Ik ben opzoek gegaan naar een nieuw ritme, een nieuwe cadans en een nieuw vocabularium.

Waarom spreken de Hugo’s op bepaalde momenten plots geen dialect meer?

Dat is totaal absurd. Daar is geen logische verklaring voor. Het lijkt alsof de camera even uitzoomt en nadien weer in. Als je de absurditeit waarmee je aan de slag zal gaan, installeert, dan kan je je dit allemaal permitteren.

Je bent in de leer gegaan bij MartHa!tentatief. Wat heb je daar bijgeleerd?

Ik had een stuk geschreven en dacht dat ik eerst misschien nog wat moest gaan kijken naar hoe de ‘grote mensen’ het deden. En dan ben ik daar binnengerold voor een grote voorstelling van de Zomer van Antwerpen. Eigenlijk wilde ik regieassistente worden, maar dit is dan anders uitgedraaid en ik ben uiteindelijk productieassistent geworden. Dit was eigenlijk veel interessanter, want plots wist ik wat het maken van een voorstelling juist inhield. Die ervaring is mij nog heel vaak van pas gekomen. Ik heb daar mogen kijken hoe het daar allemaal aan toe gaat en het MartHa!tentatief is zo een gezelschap waarin iedereen (zelfs de productieassistenten) mogen nadenken over het artistieke proces. Ik heb daar heel veel van geleerd.

Volgens Patrick Vervueren (jurylid) zitten er veel verwijzingen naar Hugo Matthysen in De Hugo’s. Is dat een terechte uitspraak?

Ik vind het een heel groot compliment. Ik word er wel warm van. Ik apprecieer Hugo Matthysen als schrijver enorm. Het is niet zo dat ik bewust iets in de lijn van Hugo Matthysen wilde schrijven, maar nu dat hij het zo aanhaalt, zie ik het wel.

Kan je in een aantal kernwoorden zeggen waarover De Hugo’s juist gaat?

De drang naar altijd maar meer willen in je leven. Het gaat over twee mannen die hun hele leven achter de rug hebben, maar er blijven verschillende dingen knagen. Ze hebben nog van alles niet gedaan in hun leven. Erg kenmerkend denk ik. Ik heb er dan ook voor gekozen om het te laten eindigen als “het is wel oké”. Er komt op het einde een soort vrede. Het is oké geweest, want al hun pogingen waren ook allemaal zo vruchteloos.

Wat geef je de lezer mee?

Als je De Hugo’s leest en je geraakt niet door de eerste bladzijde: even doorbijten. Het vraagt even tijd om eraan gewoon te worden.

Sofie Tseng

Waarom schrijf je theater dat ook geschikt is voor kinderen en jongeren? Wat is je visie op theater voor kinderen?

Dit vind ik een moeilijke vraag, omdat er meerdere antwoorden tegelijk waar zijn. Ik schrijf jeugdtheater omdat mijn schrijfstijl en thematieken zich goed lenen voor een jong publiek, en omdat het een soort van speelsheid en fantasie in mij aanwakkert die het schrijven heel erg leuk maakt. Maar ik schrijf ook voor een jong publiek omdat ik jeugdtheater zelf heel belangrijk vind. Een jeugdvoorstelling is vaak een van de eerste toneelervaringen van een kind, en dat is best wel groots. Het kind leert zo de codes en mogelijkheden van het theater kennen. Het leert zich te verhouden tegenover ander gedachtegoed, groter te denken dan zichzelf, en dat er andere mensen zijn die zich vaak net zo voelen als hij/zij. Volgens mij is dat iets heel belangrijks om aan kinderen mee te geven. De ervaringen die ik als kind met theater had, hebben er in grote mate voor gezorgd dat ik er zo van ben gaan houden. Ik wil heel graag stukken schrijven die dat ook met de kinderen van nu doen.

Hoe heb je zelf als kind theater ervaren?

Mijn moeder nam ons mee naar de opera’s van Frank Groothof. De eerste voorstelling waar ik ooit ben geweest, is zijn De Toverfluit. Ik was nog te jong om de voorstelling te begrijpen en ik heb dat denk ik ook geen moment geprobeerd. Ik was totaal onder de indruk van de grootsheid van het theater zelf, van de zaal met de versierde balkons, van de spot op het toneel en of dat allemaal echt was wat daar gebeurde. Nadien wist ik niet meer of ik er echt was geweest, of dat ik alles had gedroomd. Die magie zoek ik nu nog steeds wanneer ik een voorstelling bezoek.

Waarom heb je gekozen voor de opleiding Writing for Performance in Utrecht? Dat is toch zeer specifiek. Waarom dan precies theater?

Ik heb van jongs af aan veel toneel gespeeld en ben altijd al gek geweest op theater. De keuze voor Writing for Performance lijkt nu heel specifiek, maar kwam toen het tijd werd om een opleiding te kiezen eigenlijk als vanzelf en zonder al te veel nadenken. Ik volgde een dramaschrijfles van Don Duyns tijdens een opendeurdag en wist: dit wil ik doen.

In het juryverslag zegt Frank Dierens iets over “moeten lachen om wat eigenlijk niet grappig is”, vind je dat belangrijk?

Dat vind ik zeker belangrijk. Ik denk dat je publiek laten lachen om iets dat niet grappig is één van de mooiste en effectieve manieren is om je publiek medeplichtig te maken aan wat er op het toneel gebeurt. In Andermansplantjes is het zelfs zo dat ik één personage zo geschreven heb dat hij constant dit effect teweegbrengt. Het personage Alles zegt altijd al wat je eigenlijk niet hoort te zeggen. Hij kan daar niet veel aan doen, en kan daar al helemaal niet mee stoppen. Dat brengt een zekere hilariteit met zich mee, maar voelt ook meteen dubbel omdat hij ook een zekere waarheid naar voren brengt. Het publiek aan lachen brengen om wat eigenlijk niet grappig is, is een manier om ruimte te maken voor emotie, zonder het publiek die emotie direct op te leggen. Waar gaat Andermansplantjes over? Andermansplantjes is een toneelstuk over ouders en kinderen en het recht om te bestaan.

Wat is je favoriete citaat uit Andermansplantjes? Waarom?

‘Ik ga een keer denken dat wij gewoon twee mensen zijn Jij en ik Maar jij bent een mens en ik ben jouw waarheid Ik ga het waarschijnlijk niet goed doen’ Dit is een deel van de openingsmonoloog, waarin een moeder praat tegen haar ongeboren kind. Het citaat raakt aan een thema dat telkens terugkomt in mijn schrijven: de relatie tussen ouders en kinderen. Ik denk dat dit de meest complexe relatie is die er bestaat. Als kind is een ouder je waarheid: je vormt je daarnaar en je kan je er onmogelijk tegen weren. Als ouder wil je steeds het goede doen voor je kind, maar zal je het hoe dan ook schaden. Hier ligt voor mij een enorme dramatiek die heel belangrijk is in Andermansplantjes.

Andermansplantjes wordt inmiddels uitgegeven en is al meermaals in de prijzen gevallen. Ben je intussen ook aan nieuw werk bezig?

Andermansplantjes is het werk waarmee ik in 2013 van de schrijfopleiding ben afgestudeerd. Sindsdien ben ik vooral in het jeugdtheaterlandschap actief. Voor BonteHond schreef ik vorig seizoen de 12+ voorstelling Know Me. Deze voorstelling wordt in 2017 hernomen. Op dit moment ben ik bezig met een nieuw stuk dat zich afspeelt in hetzelfde universum als Andermansplantjes, misschien zelfs in hetzelfde flatgebouw. Sinds mijn afstuderen is dit het eerste stuk dat ik niet in opdracht schrijft, en dat vind ik eigenlijk wel heel leuk. Het is een autonoom werk, en dat kan bijna nooit in het theater.