Hij is graatmager, littekens in zijn gezicht, schichtige blik in zijn ogen, onrust in zijn lijf. Hij zit vooraan in de klas. Het lijkt hem allemaal niet te interesseren. Hij daagt me uit door met pennendoosjes heen en weer te schuiven, op zijn stoel te wippen, te zuchten … ergens voel ik dat ik niet kwaad moet worden, ergens weet ik dat dit manneke niet gelukkig is. Hij hoort niet bij de groep, zit alleen aan een tafeltje.

Ik doe of ik de onrust niet zie, niet hoor, niet voel, ik vertel verder mijn verhaal en negeer het geschuifel naast me. Tot op het moment dat ik één van de kinderen nodig heb om iets uit te beelden. Zonder hem de keuze te laten, neem ik hem voorzichtig voor de klas. Ik leg de kinderen uit hoe “de mammoet” in de voorstelling door de andere spelers in beweging wordt gezet. Ik doe dit voor bij hem. Ik zet hem in een houding, net als een standbeeld. Hij speelt mee, heeft er zelfs plezier in lijkt me, hij heeft succes bij zijn klasgenoten, de onwil is weg en de ogen kunnen een heel klein beetje lachen. Ik ruik zijn zweetvoeten, zijn ongewassen lijf, ik zie hoe vuil en onfris zijn kleren zijn, zijn huid is ruw, zijn schoenen helemaal afgetrapt en versleten … omdat hij dichtbij me staat zie ik duidelijk verschillende littekens in zijn gezicht. Waar komt hij vandaan? Hoe kan het zover komen? Het is een kind! Wie kan hem geven wat hij misschien jaren heeft moeten missen? Ik weet het niet.

Vandaag is de mier definitief weg, vandaag was de laatste schoolvoorstelling. De zaal barstte bijna uit haar voegen tijdens het feestje in het dierenbos. Had Toon Tellegen zelf in de zaal gezeten dan zou hij wel even geschrokken zijn! Het was een fijne reis. Door weer en wind, zon en regen, per fiets, in de auto of te voet, de weg eindigde altijd in een of andere school. Wild, rustig, lief, brutaal, slim, wijs, grappig, moeilijk … het waren kinderen, het was goed