De natuur heeft een vals spelletje gespeeld de voorbije weken: de indruk geven dat die zachte zonnige dagen nog dagenlang ons hoofd zouden blijven verwarmen! Niks daarvan: regen, wind, grijs en grauw, dat is waar we het mee moeten doen. Dus kijk ik door mijn zondagse raam naar de boomgaard van de boer tegenover me, trek een warmere trui aan en hang de zomerjassen definitief in de kast. Niet meer vanzelfsprekend buiten spelen elke dag. Lezen, schrijven, film en theater, daarvoor zijn herfst en winter ideale medespelers.
De acteurs van Dagdag gaan elders nieuwe theaterverhalen vertellen. Het jonge geweld van Romeo en Julia bestormt nu het grote podium. Prinses Turandot woont ondertussen in de kleine zaal en doet de kleuters trillen op hun wankele beentjes. Dagelijks huppel ik achter hen aan, richting lift, of via trappen, naar de vijfde verdieping waar de prinses woont. Handen over hun oren, dicht tegen de juf, kap over hun hoofdje, zo beschermen ze zichzelf tegen, voor sommigen toch, de te grote spanning. Ze stellen elkaar gerust. Degene die het bangst is verzint voor zijn even bange vriend stevige troostwoorden. Meisjes ( waarom alleen meisjes!) zitten de hele voorstelling angstig hand in hand tegen elkaar aan. Als de prinses haar messen te voorschijn haalt, duiken ze naar beneden. Twee jongens ( stoere kerels!) bestoken elkaar met angstige vragen. Ze kijken op naar de prinses die in de hoek van het podium staat: zit die vast? Kan die los? Zijn dat echte messen? Is dat daar het kasteel van die heks? En is ginder het huis van die vertelmevrouw? Een van de kleintjes draait zich naar me om en kijkt me hopeloos verdrietig aan. Ik vraag of ik bij haar zal komen zitten, jaaaaa, dus verplaats ik me en wring me tussen de andere kinderen door, naar het bange wezentje. Ze zit meteen op mijn schoot, alsof dit toch de afspraak was ... links duwt een andere kleine zich tegen me aan, kruipt onder mijn arm en houdt me stevig vast, rechts van me doet zich hetzelfde tafereel voor. Als een mummie zit ik opgevouwen tussen dit kwetsbare hoopje. Samen kijken we verder, luisteren naar de muziek, doorstaan de schrik, lachen te hard op momenten dat we eigenlijk heel bang zijn en beginnen uitgelaten mee te klappen op de tonen van de muziek ( die zich daar eigenlijk helemaal niet toe leent!). Kinderen die de spanning te groot vinden fluisteren me toe ... ik heb dorst ... ik ben moe ... ik moet pipi doen. Ik sus en troost en stel gerust. Ik moedig hen mild aan tot verder kijken en probeer de krampen in mijn spieren met kinderen op en naast en tegen me aan, niet te voelen. De prins en de prinses kussen elkaar: gejoel van het publiek, hoe klein ze ook zijn! En dan de opluchting: het licht gaat aan, de deur gaat open, de vrijheid lokt. In de gang, op de trappen, in de lift lopen ze opera gillend naar beneden. Ze zingen alle opgekropte angst van zich af. Een kleine uk zet zijn borst vooruit, net als de prins, en geeft midden in de gang voor het kleine publiek rondom hem een heuse opera aria ten beste! Twee wijsneuzige jongetjes zijn in een ernstig gesprek gewikkeld over de identiteit van de prinses: Was die écht? Was dat een pop? Ach nee, antwoordt wijsneus nummer 1, het was maar een mens!