Ik zit voor een leeg blad met een vol hoofd. Wat er uit dat hoofd op dit papier terecht komt, weet ik nu nog niet. Er waren zoveel kinderen de voorbije week en zoveel voorstellingen. Er waren veel gangen, trappen, leraarskamers en kopjes koffie. Er was telkens een nieuwe dag en er was ook telkens het afwachten of het ging lukken, mijn voorbereiding op DAGDAG ... soms wel, soms minder, gelukkig nooit 'niet'. De kinderen kruipen over de vloer van de klas, schuiven, kronkelen en glijden van de ene hoek naar de andere. Op die manier laat ik hen zelf uitzoeken hoe het is om liggend te lopen. Ze "wapperen", ze "verheugen zich" en ze "hopen". De betekenis van die woorden vergeten ze van hun leven niet meer! En dan is er de rugzak die midden in de klas staat en waar van alles uitkomt. Ze verzinnen wat het zou kunnen zijn. Ze kruipen in de verbeelding van de acteurs van DAGDAG en doen alsof ze nog nooit een tandenborstel gezien hebben, of een gsm of een vlag. Met de tandenborstel poetsen ze hun schoenen, de gsm is een speelgoedautootje en de vlag een zakdoek waarin ze luidruchtig hun neus snuiten. Eenmaal goed op dreef, zijn ze niet meer te stoppen. Sommige groepen blijven rustig en geven zichzelf en elkaar de tijd om iets te verzinnen en gunnen elkaar een gezond portie aandacht. Die ervaren hoe fijn het is om 'samen' iets te spelen en de ander te belonen met een applaus om een originele en leuk gebrachte fantasie. Andere groepen zijn dan weer heel hectisch. Die hebben het moeilijker met de vrijheid die ze plots krijgen om ‘te spelen’. Dan is het zweten om de troep onder controle te houden, niet te streng op te treden, het plezier niet plat te gooien met opmerkingen en berispingen ( wat een woord! lijkt wel uit een ouderwets sinterklaasliedje "berispen"). Als ik gretigheid in hun ogen lees, goesting om meer en meer te verzinnen, laat ik hen genieten en kan ik wat chaos verdragen. Vanmorgen liep het anders. Er moesten zo nodig gaten geboord in de muur van de gang, net naast de klas waar ik met de kinderen bezig was. Oorverdovend was het kabaal. De juf zag niet echt een probleem, de kinderen hoorden het al niet meer, ik stond verbijsterd te kijken en te luisteren naar zoveel lawaai. In het begin maakte ik er een spelletje van, stop als de boor drilde, verder praten als de boor zweeg, stop als de boor drilde enz enz. Hilariteit! Dat hou je héél even vol. Nee, we konden niet naar een andere klas, geen andere ruimte beschikbaar, ach, het duurt waarschijnlijk niet zo lang ... De kinderen kijken je afwachtend aan, over een uur of twee stappen ze HETPALEIS binnen, je wil hen je DAGDAGverhaal vertellen, je wil hun fantasie triggeren, je wil dat ze straks vol plezier in de zaal herkennen wat ze zelf in de klas al ervaren hebben. Je ploegt verder, de drilboor blijft zingen! Speeltijd: rust hoop je? Gewone kinderspeelgeluiden verwacht je? Uitgelaten geroep en getier waar kinderen recht op hebben denk je ? Foutje in je gedachtengang, paula, want dat is naast de geluidsbox gerekend, die op de speelplaats staat en waar keiharde boem, hoempa bonk muziek uit dondert! Nee, nee,nee! Vluchten kan niet meer, zong ik vroeger ooit in een musicalvoorstelling. Blijkbaar spreekt mijn vertrokken gezicht boekdelen. Iemand voert me af naar de lerarenkamer. De drilboor blijft boven en de speelplaats is ver genoeg verwijderd van mijn kopje koffie. Terwijl ik kleine slokjes troostende koffie op slurp, probeer ik een stillere ruimte te versieren voor de volgende klas. Dit eist wat heen en weer gevraag, maar uiteindelijk lukt het. De bel, een monotoon, koud elektrisch geluid, pijnigt mijn oren. Het teken dat we ten aanval gaan in de volgende klas. Samen met de juf loop ik naar de speelplaats om de kinderen op te pikken. We passeren de geluidsbox. De muziek dondert schaamteloos door tot alle kinderen van de speelplaats zijn. Dan pas zet de juf het geluid af. Geen rij, maar een hoop joelende kinderen rent de trappen op naar hun klas. Fout, want we gingen toch naar een ander lokaal?? Heel de bende stommelt gierend en giechelend terug naar beneden. Het 'andere lokaal' is te klein, donker en ongezellig. Toch maken we zoveel mogelijk ruimte vrij, de stoelen in een halve cirkel, in het midden ruimte om te spelen. De kinderen zitten veel te dicht op elkaar, maar geen gezeur nu, spreek ik mezelf sussend toe, de drilboor is tenminste weg. Mijn hart en mijn hoofd zijn er niet meer bij. Teveel lawaai, teveel chaos, teveel gedoe, teveel vechten tegen stoorzenders. Nadien op de fiets, richting paleis, ontstaat er een wilde vragendans in mijn verwarde hoofd en, swingend en puffend kom ik tot een paar resolute besluiten: momenten van stilte en rust op een school, die zijn van levensbelang! Hoe groter het aantal jonge leventjes op de betonnen speelplaatsen, hoe meer nood aan rust en stille momenten in de klas toch? Hoe kunnen ze anders iets leren, hoe leren ze zich te concentreren, hoe leren ze te luisteren naar elkaar? Hoe kunnen ze later, in het grotemensenleven, gedachten vormen en omgaan met vrienden, een boeiend leven leiden, als er in het hoofd nooit rust en stilte is geweest? Fantasie, poëzie, verbeelding, melodie, vraagt om rust en stilte, besluit het verwarde dansende hoofd. Vandaag is het een stille dag. Vandaag is er tijd en ruimte om te schrijven, te denken, muziek te maken, te dromen. Morgen ben ik weer klaar voor een nieuwe dag, een nieuwe speelplaats, andere kinderen, andere geluiden. De telefoon rinkelt! Nee, ssssshhhht, even nog stil ...!