Een week voordat ze de Grote zaal in trekken, zitten enkele Roovers in de Matterhorn rond de tafel. Tijd voor een gesprek voor de persmap met Sofie Sente, Sara De Bosschere en Luc Nuyens. Michael Vergauwen vervoegt hen nog even voordat hij weg moet om zijn kostuum te gaan passen.
Wat trok jullie aan in de tekst van België, een sprookje?
Sara: In de eerste plaats de bevreemdende sfeer, wat het tot iets aparts maakt. Als je het leest, krijg je meteen een filmische impressie.
Michael: Wat er twintig jaar geleden met de Dutroux affaire is gebeurd, is ondertussen voor het buitenland zowat hét kenmerk voor België geworden. Dat, plus al die andere Belgische monsters, angsten, personen maar ook politieke en maatschappelijke kwesties, vond ik boeiend materiaal om op een scène te onderzoeken.
Sofie: Ik vond het ook grappig, al van bij de eerste lezing. En dat op zich vind ik een grote kunde van een schrijver. Ik moet niet vaak hardop lachen als ik een stuk lees.
Jullie beginnen het repetitieproces meestal met het bewerken van de tekst. Deze keer was die tekst al speelklaar voor de eerste repetitie. Hoe is het voor jullie om op zo’n andere manier te werken?
Sara: In de regieaanwijzingen wordt tot in de kleinste details de setting - het beeld en de geluiden - beschreven. Dat is bijna nooit zo bij een stuk dat we willen spelen. Of we laten, als ze er wel staan, alle regieaanwijzingen links liggen. Maar in dit stuk is die omgeving zo belangrijk dat het bijna een personage op zich is. Dat is voor ons toch wel een ander soort zoektocht geweest. Bij andere stukken kunnen we ons ook inbeelden dat we ze ook gewoon aan tafel kunnen spelen, maar dat is hier niet aan de orde. Al vanaf de eerste repetitiedag bespraken we het decor: hoe zou we het woud met die drie huisjes erin verbeelden?
Sofie: En tegelijk verschilt deze werkwijze niet zo veel van andere repetitieprocessen. De tekst leidt ons naar de vorm. Dat was hier ook zo, alleen was die tekst klaar voor de eerste repetitie.
Sara: Ik ben erg benieuwd naar hoe de voorstelling er zal uitzien. Het is inderdaad een grimmig beeld, maar door daar zo veel in te repeteren, vergeet ik soms hoe duister het is. Ik heb geen idee welk effect de sfeer gaat hebben op het publiek. Zelf ben ik bijvoorbeeld absoluut geen fan van horrorfilms. Ik kan daar niet tegen en naar mijn gevoel sta ik er nu middenin. Het lijkt me heel heftig voor de drie kleine jongens die meespelen. Ik ben bang in hun plaats. Vooral het einde, wanneer zij spelen, is echt heel griezelig.
Luc: De muziek is heel essentieel om de duistere sfeer weer te geven. De tekst op zich is vaak grappig, maar de sfeer erachter is dat nooit. En muziek is het perfecte medium om alle tekstsprongen in dezelfde stemming te krijgen. Pepijn Caudron is als KRENG een meester in het creëren van een bevreemdende sfeer met zijn muziek.
Het stuk geeft een erg donkere schets van België. Een ‘gruwelijk sprookje’, zo wordt het beschreven. Sprookjes confronteerden kinderen oorspronkelijk met hun angsten en met de echte wereld. De voorstelling doet eigenlijk hetzelfde: er is geen happy end, de slechte wint. Hoe gaan jullie hiermee om?
Sara: De titel zegt heel goed wat de setting van het verhaal is. Het is een sprookje. Anders had het voor mij té pessimistisch of te gruwelijk geweest. Maar het is niet echt. Het is een uitvergrote weergave van iets, een verhaal. Je kan er dingen in herkennen, maar het blijft een verhaaltje om iets anders te laten zien.
Sara: De personages zijn heel specifiek getypeerd, net zoals in een sprookje. Zij hebben geen naam, maar zijn bijvoorbeeld ‘de buurman’ en ‘de melkboer’. Het zijn bijna archetypische figuren. Zo worden ze ook aangekleed door Pynoo, onze kostuumontwerpster.
Luc: Sprookjes werden vroeger verteld om kinderen te laten wennen aan het kwaad in de wereld. Dat is heel aanwezig in België, een sprookje: het bezweren van de angsten. En dat is in België heel erg nodig. België staat hierbij natuurlijk symbool voor een veel grotere maatschappij.
Sara: Dit stuk gaat zeker ook over een trauma. Je voelt dat dit voor de schrijver een persoonlijk letsel raakt en dat het uit het diepste van zijn ziel komt, misschien om dat trauma te kunnen verwerken. Wij hopen dat wij dat gevoel kunnen overbrengen, dat je iemands angst voelt en ook je eigen angsten terug beleeft. Als kind heb je vaak echt doodsangsten: je bent bang dat je huis in brand vliegt of dat je levend begraven zal worden. Dat zijn fundamentele kinderangsten en die voel ik doorheen het hele stuk. Door het daarover te hebben, delen we die angsten en voel je je er minder alleen in.
In de tekst werpen verschillende personages balletjes op over de functie van theater. “Theater moet de kinderen een spiegel voorhouden”, zegt de buurvrouw. Wat ‘moet’ theater voor jullie? Waarom spelen jullie theater?
Luc: Ik maak graag theater omdat het mij doet nadenken over zaken die mij op dit moment in het leven raken. Ik wil uitzoeken hoe die dingen precies werken in een poging ze te begrijpen.
Sara: Het bevrijdende aan spelen is dat theater steeds meerduidig is. Niet zoals in de politiek, waar je één verklaring krijgt om iets te begrijpen, of binnen de wetenschap, waar alles precies gedetermineerd is. In theater kunnen woorden verschillende betekenissen krijgen, waardoor ze een complexiteit blootleggen over het leven, over het bestaan of over ervaringen. Daarin zit voor mij de noodzaak van theater. Anders zou ik mij heel gevangen voelen in het leven.
Sofie: Het is een heerlijke rijkdom om je eigen opvattingen te toetsen met andere spelers, schrijvers, een publiek,… En om samen in een bepaalde verbeelding te duiken.
Sara: Wij kunnen nooit weten wat het effect zal zijn van wat we tonen. En ik wil dat ook niet op voorhand weten. Moest ik dat toch willen weten, dan zou ik een manifest schrijven en geen voorstelling maken. Wij kunnen wel ons best doen om bepaalde dingen naar boven te brengen. In dit geval voel je dat het stuk een soort nachtmerrie is. En misschien worden enkele zaken wel minder bedreigend door ze te tonen in de voorstelling, door ze bloot te leggen.
Sofie: Spelen is een zalige gymnastiek voor lijf en hersenen om op een frisse manier in het leven te staan.
België, een sprookje is voor iedereen vanaf 16 jaar. Zijn deze jongeren klaar voor de angsten van België?
Sofie: Ik denk dat ze minder bang zijn dan wij. Of ik denk althans dat onze angsten anders zijn dan die van hen omdat wij al langer op deze wereld rondlopen. Angsten veranderen steeds gedurende je leven. Dat merk ik toch bij mijn eigen kinderen. Op 5-jarige leeftijd zijn ze bezig met de dood. In de jaren daarna zijn ze van niks meer bang. Als ze dan 8 jaar worden, zijn ze ineens weer bang van iets dat onder hun bed zou zitten. Terwijl ze al drie jaar alleen vrolijk fluitend naar boven gaan om te gaan slapen, kan dat plots niet meer. Ik heb de indruk dat 16-jarigen zich meer gooien in het leven en zelfs confrontaties en ook angsten opzoeken. Zij moeten de buitenwereld leren kennen.
Luc: Ik vraag mij dikwijls af of ik mijn kinderen van 14 jaar hier mee naartoe zou nemen. En dan denk ik niet dat zij hier klaar voor zijn. Samen met HETPALEIS is beslist om de leeftijdsgrens op 16 jaar te zetten. Het blijft een ingewikkelde whodunit met een griezelige, filmische sfeer. Net goed voor 16-jarigen, dat hopen we tenminste.