Kleine Koning December is een theatervoorstelling van Stefan Perceval over een koning die zo klein is dat hij in een muur woont. Hij komt namelijk uit een land waar je groot geboren wordt met alles wat een volwassene weet en waar je alsmaar kleiner wordt (en minder weet) naarmate je ouder wordt. HETPALEIS vroeg aan zes- en zevenjarigen hoe zij denken over oud, jong, verleden, heden en toekomst.

De vragen

  1. Wat vind je fijn aan jong zijn?
  2. Wat zou je fijn vinden aan oud zijn?
  3. Wat wil je later worden?
  4. Waar ben je vóór je geboren bent?
  5. Waar ga je naartoe wanneer je sterft?
  6. Wat zou jij zeker willen doen als je maar één vinger groot bent?

De Antwoorden

Roos

  1. Dat ik veel kan spelen en dat ik een grote zus heb die mij kan helpen.
  2. Dat ik niet meer naar school moet en niet meer moet luisteren naar papa en mama.
  3. Juf, omdat ik dan zelf geen moeilijke toetsen meer moet doen.
  4. Dat weet ik niet.
  5. Nergens.
  6. Ik zou dan willen verdwijnen in een bord spaghetti.

Raven

  1. Dat ik heel goed dingen kan. Dat ik vroeg kan gaan slapen. Dat ik naar school kan gaan en veel kan leren. Dat ik kan tekenen en schrijven.
  2. Niet gestoord worden wanneer ik een boek lees. Zelf kiezen wat en wanneer ik ga eten. Dat er geen enge dingen meer gebeuren, want dat vind ik niet fijn.
  3. Dierenzoeker, dat is iemand die foto’s maakt van dieren en die in een boek plakt.
  4. In een grote bol met water.
  5. Naar de geesten.
  6. Sluipen in huizen en eten stelen.

Mauro

  1. Dat mijn mama altijd zegt dat ik schattig ben.
  2. Lang opblijven en zelf mogen kiezen wat ik mag eten.
  3. Politieagent, omdat ik dan veel geld verdien van de boetes en omdat ik dan boeven kan vangen.
  4. In de buik van mijn mama.
  5. Je hoofd gaat naar de hemel bij Jezus en je skelet gaat naar onder de grond.
  6. Ik zou in huizen wandelen van mensen die ik niet ken en stiekem meerijden in iemands auto. En veel slapen, want ik zou sneller moe zijn omdat ik meer pasjes moet doen met mijn kleine voetjes.

Stef

  1. Dat ik veel dingen kan: volleybal, mijn mama helpen, afwassen, patatjes koken …
  2. Dat ik niet meer naar school moet, maar heel veel op vakantie kan gaan. En dan elke dag chocolade eten.
  3. Voetballer, want ik kan dat goed en ik vind dat leuk. Liefst bij de Belgische ploeg. En liefst keeper zoals Courtois.
  4. In Frankrijk.
  5. Ergens.
  6. Ik zou in iemands binnenzak kruipen en kleine dingetjes stelen zoals broodkruimels en kleine stukjes chocola.

Enes

  1. Dat mijn papa mij in de lucht gooit. En dat ik mijn mama haar zwangerschapskussen kan knuffelen.
  2. Niet meer naar school gaan, uitslapen en opa zijn.
  3. Ik wil bij het leger. Ik ben nu al sterk, maar ik wil in bomen leren klimmen en met een legertank rijden en ik wil helpen in de oorlog.
  4. In België
  5. Naar de hemel, daar is het groot en zijn er veel sterren. Het is er zoals in de ruimte maar zonder astronauten.
  6. Ik zou in alle attracties van de kermis kruipen, want ik moet dan niet betalen omdat ze mij niet zien. En ik zou in de ijsjeskar gaan wonen.

Eloïsha

  1. Dat ik een konijntje kan kopen. Veel met Oscar spelen. Veel knuffelen en leren schrijven.
  2. Slim zijn en bij mijn vriendinnen wonen. De baas te zijn over mijn kinderen.
  3. Brandweervrouw. Ik heb al eens een vriendin gered toen er vuur was in haar huis en ik haar een emmer water had gegeven.
  4. België
  5. Naar de hemel bij Jezus, hij is mijn papa.
  6. Ik zou in de pels van een konijn kruipen en dromen dat ik in sprookjesland ben. En ook wel onder een bord soep kruipen.

Noa

  1. Dat ik goed kan tekenen en zwemmen.
  2. Onder een boom liggen in een hangmat en het boekje ‘De mooiste vis van de wereld’ lezen.
  3. Musicalzangeres, zoals in ‘Grease’. Ik denk dat het fijn is om bekend te zijn.
  4. In de buik van mijn mama of in de lucht.
  5. Naar de hemel, dat is boven de wolken. Daar zijn veel bergen met ijs op. Er is geen eten, maar je kan er heel ver zien.
  6. Ik zou stiekem een pauwenveer plukken.

Jag

  1. Dat ik veel kan spelen met mijn zus en dat ik ga kamperen.
  2. Dat er stilte is. Dan ga ik veel in mijn tuin werken en wil ik rustig zijn.
  3. Motoverkoper. Als je met een moto rijdt, ga je heel snel en heb je meer lucht dan in de auto.
  4. Nergens.
  5. In de lucht.
  6. Ik zou in een klein holletje slapen. Het is er klein, maar er is een kast, een wc en een badkamer. En een televisie. En ik zou gratis met de trein rijden, want niemand zou me zien want ik zou me verstoppen onder de bankjes.

Met dank aan juf Finne van Musica Antwerpen.